In de wachtkamer

Ooit zat Herman Finkers in de wachtkamer bij het UMC. Bij hem was een vorm van leukemie ontdekt. Dus kwam hij daar voor controle. Op het glazen dak kletterde de regen met bakken uit de lucht. Iemand zei “Je zult nu maar in een tentje zitten”, Herman antwoordde gevat met “Nee dan kun je beter hier in deze wachtkamer zitten”.
Hier moest ik aan denken toen de arts mij mededeelde dat ik naast prostaatkanker ook uitzaaiingen in de lymfeklieren van het bekken had. Ik zat toen in een spreekkamer van het Scheperziekenhuis in
Emmen. De mededeling kwam niet geheel onverwacht omdat ik al drie keer een negatieve uitslag had gehad en er een kijkoperatie voor nodig was om dit definitief vast te kunnen stellen.
Dokter Knipscheer, de chirurg (what’s in a name?) was de boodschapper van dit voor mij toch wel fatale nieuws. Hij zei er meteen achteraan dat ik misschien nog wel 8 jaar zou kunnen leven, maar ook minder, hij kon geen garanties geven. Garanties zijn er niet in dit leven. De laatste keer dat ik dichter bij de hemel was is negen jaar geleden toen ik samen met mijn broer de Pyreneeën over fietste op weg naar Santiago de Compostela. Dat is een metafoor en leuk voor in een liedje, maar als je een termijn van leven krijgt is dat toch andere koek. Accepteren is dan de boodschap en hopen en bidden dat je nog lang niet bij Petrus hoeft aan te kloppen. We weten wel dat ons hele leven eigenlijk de wachtkamer voor de dood is maar als je zo’n bericht krijgt is het wel erg concreet. Hoe ga je daar mee om? Je hebt nog nooit kanker gehad en al helemaal geen ongeneeslijke vorm van kanker. Het is even slikken en dan is er maar een remedie: proberen zo te leven dat het voor jezelf en je omgeving aangenaam blijft. Heel veel lieve mensen hebben in allerlei vormen iets van zich laten horen en dat voelt goed. Daarom alleen al probeer je zo gewoon mogelijk door te leven en ik mag zeggen dat dit me aardig lukt. Kracht naar kruis zou mijn moeder zeggen. Bezig blijven met de dingen die je al deed maar dat alles wel op een rustigere manier.

Ik kan zeggen dat ik me dat in zes weken behoorlijk eigen heb gemaakt. De momenten koesteren met de mensen die je lief zijn en oog en oor voor alle mooie dingen die dit leven te bieden heeft.
Deze “wachtkamer” geeft mij een rust die ik lang niet gekend heb, alles is mogelijk niets hoeft en wat belangrijk is selecteert zich vanzelf. Rustig wandelen, lekker fietsen, bezig in de tuin en de politiek op een lager pitje dat bevalt me prima. Och de wachtkamer is zo gek nog niet.